Coalitie van N-VA en CD&V hakt knoop rond oudervoorzieningen door

Op 22 november 2013
 

De gemeente Waasmunster wacht al enkele jaren op een definitieve beslissing rond het behoud en de eventuele uitbouw van woonzorgcentrum ‘t Heuverveld. Tijdens de vorige legislatuur werd hierover geen consensus bereikt. Met het oog op de opmaak van de nieuwe beleids- en beheerscyclus (BBC) moest de huidige bestuursploeg een definitieve beleidsbeslissing nemen. Iedere mogelijke beslissing in dit verband heeft immers een substantiële impact op het gemeentelijk budget voor de komende decennia.

Context

In Waasmunster is het OCMW tot nader order de enige aanbieder van ouderenvoorzieningen. Woonzorgcentrum ’t Heuverveld aan de Molenstraat huisvest vandaag 78 bedden. Privaat initiatief kondigt zich aan en wordt door de huidige bestuursploeg ook toegejuicht, maar stuit voorlopig nog op bezwaren vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

Door toepassing van de Vlaamse regelgeving, in het bijzonder het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonvoorzieningen, zal de erkenning van woonzorgcentrum ’t Heuverveld vervallen op 1 januari 2019. Concreet betekent dit dat als er vandaag geen ingrepen worden gepland rustoord ’t Heuverveld in zijn huidige vorm op lange termijn niet open zal kunnen blijven.

Het huidige rustoord kampt met een technische tekortkoming. Volgens de huidige erkenningsnormen zijn de huidige raamdorpels te hoog. Ieder inspectieverslag van de instelling geeft dit element aan als een inbreuk op de erkenningsnorm.

Het hoger vermeld besluit van de Vlaamse Regering bepaalt dat vanaf 1/1/2019 het glasoppervlak van het raam in alle kamers en gemeenschappelijke ruimten moet beginnen op maximaal 85 cm hoogte, gemeten vanaf het vloeroppervlak (artikel 48, 13° van bijlage XII bij het besluit). Vandaag begint het glasoppervlak in alle kamers hoger dan deze 85 cm.

Navraag bij de bevoegde diensten naar de mogelijkheden om dit probleem op te lossen, leert dat afwijkingen op infrastructuurnormen enkel nog zullen worden verleend als er op relatief korte termijn gewerkt wordt aan remediëring, door middel van verbouwing of nieuwbouw. Een eenvoudige verlaging van de raamdorpels lijkt dan de meest aangewezen werkwijze om het huidige rustoord verder te kunnen blijven exploiteren en zou ongetwijfeld ook de eenvoudigste en goedkoopste manier zijn om de 78 rusthuisbedden te blijven exploiteren.

Hetzelfde besluit van de Vlaamse Regering staat deze schijnbaar eenvoudige oplossing echter in de weg. Het besluit bepaalt immers dat als er na 1 januari 2009 nog een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd moet worden, de netto vloeroppervlakte van iedere kamer 16 m² moet bedragen, sanitair niet inbegrepen (artikel 47, 2° van bijlage XII bij het besluit).

Voor een verlaging van de raamdorpels is een stedenbouwkundige vergunning vereist. Aangezien de kamers in het huidige rustoord een netto vloeroppervlakte van 14,85 m² hebben, voldoen ze dus niet meer aan de norm.

Conclusie

Dit leidt tot de harde conclusie dat er in 2019 in Waasmunster geen openbaar rusthuis meer zal zijn, als de bestuursploeg vandaag niets onderneemt. Niets ondernemen en wachten op een privaat initiatief is geen optie en is volstrekt onverantwoord tegenover de huidige en toekomstige senioren van Waasmunster.

In Waasmunster is de vergrijzingsdruk hoger dan in andere gemeenten. Sinds enkele jaren doet zich immers het demografisch fenomeen voor dat niet alleen de vergrijzing (het aantal 65-plussers) maar ook de interne vergrijzing (het aantal 80-plussers binnen de groep van 65-plussers) in Waasmunster markant groter is dan elders. Volgens de officiële programmatiecijfers zal Waasmunster in 2018 nood hebben aan 155 bedden.

Door de administratie werd daarom, in samenspraak met de hogere overheid, met ontwerpers en met financiers, een grondige studie gemaakt van een aantal mogelijke scenario’s.

Er zijn hierbij 4 mogelijke modules:

  1. Het behoud van de bestaande situatie met grondige renovatie: 80 bedden.
  2. Een nieuwbouw voor 84 bedden, bestaande uit 6 afdelingen van 14 kamers.
  3. Een nieuwbouw voor 96 bedden, bestaande uit 8 gangen van 12 kamers.
  4. Een nieuwbouw voor 112 bedden, bestaande uit 8 gangen van 14 kamers.

Voor elk van deze scenario’s werd de bouw- en exploitatiekost gedetailleerd berekend.

De gemeentelijke bijdrage aan het OCMW neemt in de vier scenario’s toe, met de volgende bedragen:

  1. Het behoud van de bestaande situatie met grondige renovatie: 80 bedden. Bijdrage van € 607.821,52.
  2. Een nieuwbouw voor 84 bedden, bestaande uit 6 afdelingen van 14 kamers. Bijdrage van € 481.685,21.
  3. Een nieuwbouw voor 96 bedden, bestaande uit 8 gangen van 12 kamers. Bijdrage van € 824.872,09.
  4. Een nieuwbouw voor 112 bedden, bestaande uit 8 gangen van 14 kamers. Bijdrage van € 743.080,41.

In een volgende fase werden deze cijfers in de financiële meerjarenplanning van de gemeente ingebracht en bleek dat de duurste opties niet ingepast kunnen worden in de beleids- en beheerscyclus voor de huidige legislatuur. Enkel de stijging van de gemeentelijke bijdrage met het laagste bedrag was op een redelijke wijze inpasbaar in het budget.

De bestuursploeg kiest dan ook voor deze optie en maakt nu verder werk van de plannen om een nieuw rustoord te bouwen met een capaciteit van 84 bedden. Actueel omvat het ontwerp van financiële meerjarenplanning de klassieke formule voor een nieuwbouwrustoord. Er wordt vooralsnog uitgegaan van een openbare aanbesteding in opdracht van het OCMW, waarna de bouw zal worden betoelaagd met VIPA-subsidies. Aan het OCMW werd reeds een principiële toezegging van subsidies gedaan, na goedkeuring van een zorgstrategisch plan. Op dit ogenblik wordt het financieel-technisch plan afgewerkt. Beide partijen zien evenwel in dat deze klassieke formule financieel bijzondere consequenties heeft. De nieuwbouw moet volledig geprefinancierd worden, de aanbestedingsprijzen liggen hoger dan de normale marktprijzen, de VIPA-subsidiëring dekt slechts een fractie van de totale kost, enz.

Vanuit deze vaststelling gaat de bestuursploeg dan ook op zoek naar alternatieven. De samenwerking met een private partner, waarbij de strakke regelgeving op het vlak van overheidsopdrachten kan worden vermeden en waarbij kan worden gebouwd volgens de zuiver markteconomische principes, lijkt daarbij meer dan aangewezen.

Burgemeester Michel Du Tré (CD&V) en OCMW-voorzitter Tom Baert (N-VA) zijn intussen reeds gestart met voorbereidende gesprekken rond een andere bouwmodule, waarbij de bouw zelf door een private marktspeler wordt uitgevoerd aan betere voorwaarden die op hun beurt een positieve weerslag zullen hebben op het gemeentelijk budget. Na afwerking wordt het gebouw ter beschikking gesteld van het bestuur, dat voor de exploitatie zal instaan.

Deze formule wordt momenteel verder uitgewerkt.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is